Het hek is van de dam en mijn writer’s block doet direct zijn intrede. Had ik aan kunnen zien komen. Als het erom spant, klap ik dicht. Mijn mond en mijn vingers. Ik begin daarom maar gewoon rustig aan, met een samenraapsel van fragmenten die ik in maart schreef en niet nutteloos zijn geworden door mijn flitsende openingstekst. Gaat ‘ie.
Neo-complex
Ik worstel ontzettend met ideeën, of nee, angsten over hoe echt de wereld om me heen nu eigenlijk is. Ik zit al tijden gevangen in een schemergebied dat nogal wat weg heeft van de Matrix. Alsof Morpheus me constant een rode en een blauwe pil voor de neus houdt en ik maar niet durf te kiezen. Ik ben bang dat ik, als ik de rode pil kies, inderdaad ontdek dat ik al mijn hele leven lig te slapen en de wereld zoals we die kennen niet blijkt te bestaan. Ik snak er daarom naar om de blauwe pil te slikken. Ignorance is bliss. Maar dat kan ik niet. M’n twijfels zijn zo sterk, dat ik het me niet kan veroorloven mijn hoofd zomaar in het zand te steken. Ik heb ultieme zekerheid nodig. Ik wil de waarheid kennen, anders weet ik niet hoe ik verder kan leven. Of deze waarheid nu te bereiken is met de blauwe of de rode pil, ik wil wakker worden en écht leven. Uiteraard hoop ik dat ik hier wakker word, en niet in een of ander afgrijselijk toekomstbeeld, maar ontwaken zal ik.
Als ik met vrienden over deze rare angsten spreek, komen ze vaak tot de conclusie dat het onmogelijk voor ze is om zich volledig te verplaatsen in mijn situatie. Ze zouden kiezen voor de blauwe pil en er gewoon het beste van maken, om het even of ze een ‘echt’ of ‘virtueel’ leven leiden. En juist uit dit ‘onbegrip’ kan ik opmaken dat ze goed naar me hebben geluisterd en me daadwerkelijk hebben gehoord. Ze begrijpen dat ze me niet kunnen begrijpen. Dat is okay. Het is onmogelijk om je volledig in elkaar te verplaatsen, maar de daad van het proberen levert vaak al meer dan genoeg warmte en licht op.
Dromen zijn bedrog
Ik zit te wachten op het moment dat mijn leven begint, heb de verwarrende overtuiging dat ik misschien op m’n elfde in slaap ben gevallen en ieder moment wakker kan worden. Mijn puberteit wil ik opnieuw ervaren, met alle kennis die ik de afgelopen vijftien jaar heb opgedaan. Zodat ik terug kan kijken op een leven waarin ik niet ben gekwetst, een leven waarin ik mezelf niet heb hoeven te verbergen, maar gewoon de lieve, kleurrijke, creatieve jongen kon zijn die ik diep van binnen nog steeds ben. Ik zit te wachten op een tweede kans. Een tweede kans die nooit gaat komen. Ik leef nu, ik moet er nu iets van maken, ik moet nu de kennis inzetten die ik door schade en schande heb verkregen. Maar ik ben bang dat ik te laat ben, dat een mooi en authentiek leven me niet meer gegund is. Ik wil de verloren tijd niet inhalen, ik wil de tijd terugdraaien. Daarom blijf ik hangen in het idee dat ik droom. Daarom blijf ik terug willen naar af.
Gedachtekronkel
Ik doe er alles aan om me te herinneren wat ik dacht, me te herinneren waar ik nu precies bang voor ben, opdat ik dan kan besluiten mijn gedachtes en angsten definitief te vergeten. Met als enige resultaat dat ik constant bezig ben met mijn meest gevreesde gedachtekronkels: droom ik? is de wereld mijn schepping?
Een leugen om in te geloven
Ik speel al een tijdje met het idee om mijn blog nieuw leven in te blazen. Het schrijven voor mezelf, niet omdat het moet, maar omdat ik voel dat het moet, heeft de afgelopen jaren te weinig ruimte gekregen. ‘Life happened’, is de reden die ik daarvoor het liefst aandraag. Dit cliché snijdt echter geen hout meer. Uiteraard ‘gebeurt’ het leven. Dat doet het altijd en daar doe je weinig aan. Het is een waarheid als een koe en daarmee met stip het meest irrelevante excuus om niet te kunnen schrijven. Ik zeg ‘kunnen’, maar ik bedoel geloof ik ‘hoeven’. Schrijven is sinds ik me kan herinneren mijn schtick, mijn vluchtroute, mijn manier om me te onderscheiden van de simpele dorpelingen om me heen. Me presenteren als ‘schrijver’ is daarom met gemak één van de engste dingen (geworden) die ik me voor kan stellen. Met het naar buiten treden van mijn woorden, kan zomaar blijken dat ik helemaal geen talent heb voor het schrijverschap. Of, erger nog, het kan de overtuiging dat ik bijzonder en anders ben regelrecht de vergetelheid in knallen. Het kan me met een druk op de knop degraderen tot de ‘gewone’ midden maat waar ik me al decennia lang hardnekkig en obsessief van tracht te distantiëren.
De laatste tijd doe ik steeds vaker een poging om deze ingesleten angst wat beter en nauwkeuriger aan te kijken. Door de spleten tussen mijn gesloten handen, dat dan weer wel. Ik begin langzaam in te zien dat ook dit een slap excuus is. Okay, het is inderdaad waarschijnlijk dat ik niet al te getalenteerd blijk te zijn, en het is zo mogelijk nòg waarschijnlijker dat ik, net als alle andere mensen, diep van binnen gewoon gewoontjes en middelmatig ben. Maar waarom is dit erg? Waarom laat ik me er door mijn middelmatigheid van weerhouden te doen wat ik het liefste doe: zoveel mogelijk mooie woorden achter elkaar zetten? Toegegeven, ik moet nog steeds liegen om bovenstaande uit mijn strot te krijgen. De overtuiging dat ik anders ben, beter misschien zelfs, zit heel erg diep (al vind ik mezelf tegelijkertijd ook de grootste mislukkeling die ik ken, aangezien dat poëtisch en romantisch is). Maar ik blijf liegen, omdat ik met heel mijn hart wil gaan geloven dat ik helemaal niet zo bijzonder ben. Dat zou zoveel druk van m’n ketel afhalen. Eindelijk rust, eindelijk niet meer beter of anders hoeven te zijn. En eindelijk gewoon doen waar ik al zo lang behoefte aan heb: schrijven. Niet omdat het kan, maar omdat het moet.
Een blog
is wat mij betreft geen schreeuw om aandacht of begrip, geen platform om andere mensen medeplichtig te maken aan mijn angsten en problemen, om ze te overtuigen van mijn gelijk, om ze af te doen zien van het idee dat ik me aanstel. Ik wil enkel schrijven over wat ik denk en ervaar. Wellicht creëert dit ruimte tot toenadering, wellicht niet. Zolang het mij helpt om de kronkels in mijn hoofd wat rechter te strijken en me leert in te zien waar ik mijn gevoelens heb verstopt, opdat ik ze weer kan gaan voelen, blijf ik schrijven. Niet voor jou, maar voor mij.
Een gedachte over “2. Wat nu?”