12. Valkuilen: gotta catch ‘m all

elysium

Eergisteren heb ik de twee begeleiders van mijn introductiecursus schematherapie ontmoet. Eindelijk. Het gesprek was weinig inhoudelijk, het was puur een laten-we-elkaar-de-handen-schudden-moment. Dat maakt me verder ook niks uit, ik ben al blij zat dat er na al die maanden wat schot in de zaak zit. Ik beschik nu over een inlog-code en mijn eerste huiswerkopdracht staat reeds online. Het is alsof ik binnenkort weer naar school mag en gek genoeg word ik daar best wel gelukkig van. Ik sta niet graag stil en werk graag hard, al helemaal als het om mijn mentale gezondheid gaat. Huiswerk is mijn vriend.

Om er alvast een beetje in te komen, heb ik op aanraden van mijn intake-therapeut van de week een boek bij de UB geleend. Leven in je leven heet het. En ja, ook ik vind dat een verschrikkelijk pretentieuze titel. De ondertitel, leer de valkuilen in je leven herkennen, doet me echter wel wat. Het dwingt me om, met nogal wat horten en stoten, wat verder te kijken dan mijn neus lang is. Ik kan heel erg blijven hangen in de pijn die ik nu voel: ik ben zo ontzettend bang om gek te worden, in te storten, te verdwijnen, dat ik soms nauwelijks adem durf te halen. Maar die angst zit daar niet zomaar. Ik ben niet van de een op de andere dag op miraculeuze wijze depressief geworden. Ik heb niet spontaan bedacht: Sandro, laten we een paar akelige en doodenge obsessies ontwikkelen, dat is vast goed voor je. Hoe kut ook, de kwalen die me zo kwellen, zijn ‘slechts’ symptomen, geen opzichzelfstaande problemen. Er is ergens in mijn leven iets ‘misgegaan’ en nu zit ik onophoudelijk op de blaren.

Bon, dat boek met die zweverige hoerentitel, dat kun je gebruiken om te onderzoeken waarom en wanneer het ongeveer misging. Niet gezellig, wel interessant. Er staan van die leuke testjes in die, als je ze goed invult, aantonen wat je als kind gemist hebt of juist in overvloed hebt ontvangen. Dit mondt dan weer uit in enkele ‘valkuilen’, waar we allemaal in meer of mindere mate wel eens last van hebben. Leven in je leven beschrijft er elf. Op tien daarvan scoor ik ‘te hoog’. Gen wonder: ik ben over het algemeen nogal dramatisch bij het invullen van testjes. Altijd al geweest. Als ik de scores wat strenger bekijk, blijven er zes valkuilen over die me doen bibberen van herkenning. Ik som ze even voor je op. Kwetsbaarheid, afhankelijkheid, sociaal isolement, minderwaarheid, extreme aanpassing en extreem hoge eisen.

Het boek wekt vervolgens enigszins de indruk dat deze valkuilen (of schema’s) alleen ontstaan wanneer je als kind emotioneel of lichamelijk bent misbruikt. Afwezige of alcoholische ouders hebben, dat wil ook nog wel eens helpen. Ik schrik daarvan. Objectief gezien had ik een ‘normale’ en ‘gezonde’ jeugd, met liefhebbende ouders, een broer om mee te ruziën/knuffelen en afdoende vrienden en vriendinnen. Heb ik dan niet het ‘recht’ om in deze valkuilen te trappen? Stel ik me aan? Ik ben al vaker tegen dit probleem opgelopen. Had ik nou maar gewoon een traumatische jeugd gehad, denk ik dan, dan slaat het tenminste ergens op dat ik me nu zo rot en mislukt voel. Onzin natuurlijk, dat weet ik zelf ook wel. Maar ik moet zeggen dat ik het fijn/leuk/leerzaam zou vinden om eens te lezen over mensen die het leven als traumatisch (hebben) ervaren zonder dat ze daadwerkelijk een traumatische gebeurtenis te verwerken hebben. Ik wil hiermee overigens op geen enkele manier impliceren dat dergelijke traumatische scenario’s niet belangrijk zijn om besproken en beschreven te worden. Integendeel zelfs! Echter, veel zelfhulpboeken laten naar mijn mening een wat eenzijdig beeld van pijn zien. Mijn pijn is misschien anders (ontstaan), maar daarom nog niet minder waar of terecht. Mijn jeugd was ontzettend traumatisch, zonder dat er ooit iets traumatisch gebeurde. Dat kan dus ook.

Goed, ik dwaal weer eens af. Die zes valkuilen dus. Die vertellen heel veel over wie ik (op dit moment) ben en over hoe ik in het dagelijkse leven functioneer.

Kwetsbaarheid, bijvoorbeeld, wordt mooi samengevat met ‘Je bent gewoon voor alles bang’ (uiteenlopend van de angst om gek te worden en enge ziektes op te lopen tot het bang zijn voor rampen en financiële afhankelijkheid).

Afhankelijkheid wordt omschreven als je niet in staat voelen ‘om je in het dagelijks leven staande te houden zonder steun van anderen’. ‘Je houdt jezelf klein, dat is duidelijk’.

Emotionele verwaarlozing ‘gaat over de overtuiging dat jouw behoefte aan genegenheid nooit door anderen vervuld zal worden. (…) Het voelt als een grote leegte en een niet verbonden zijn. Het gaat om mensen die echt geen idee hebben wat liefde is.’ Au.

Minderwaardigheid heeft als gevolg dat je je van binnen stuk en besmet voelt. ‘Je gelooft dat je in wezen niet iemand bent om van te houden. (…) Je kunt haast niet geloven dat mensen je waarderen – je verwacht afkeuring.’

Extreme aanpassing gaat over je eigen wensen en behoeften opzij zetten en die van anderen voorop te stellen. ‘Dat doe je uit schuldgevoel – dat je anderen zou kwetsen door jezelf op de eerste plaats te stellen – of uit angst – dat ze je zullen straffen of verlaten als je ongehoorzaam bent.

Extreem hoge eisen, of altijd naar de allerhoogste prestaties streven. ‘Je leerde dat eigenlijk niets goed genoeg was’ en ‘waarschijnlijk pas je deze strengen normen ook op anderen toe en ben je heel kritisch’.

Sommige uitspraken raken me meer dan andere. Vooral passages waarin dergelijke valkuilen worden gekoppeld aan mijn opvoeding, sla ik liever over. Dat je boos mag zijn omdat je het zo moeilijk had als kind, dat je boos mag zijn op het feit dat je opvoeders het niet ‘goed’ hebben gedaan. Ik heb daar geen behoefte aan. Mijn ouders hebben alles gedaan wat ze konden; ze hielden van me, ze steunden me, ze beschermden me, ze stimuleerden me, ze waren er altijd. Natuurlijk, er hadden vast dingen anders gekund, geen enkele opvoeding is perfect. Dat staat echter geenszins in verhouding tot de problemen waar ik nu tegen aan loop. Hoe hadden ze die in hemelsnaam kunnen voorkomen? Wat mij betreft valt mijn ouders weinig te verwijten. Toen niet, nu niet. Als ik van een van mijn therapeuten ooit een boze brief aan mijn ouders moet schrijven, ga ik op de barricades staan.

Voor mij is vooral de middelbare school de grote ‘boosdoener’. Veel van wat ik hier boven beschreef, kwam pas tot uiting vanaf mijn twaalfde (de kwetsbaarheid en afhankelijkheid daargelaten). Ik hoorde er voor mijn gevoel zó niet bij, dat ik allerlei ongezonde patronen ontwikkelde. Dat deed ik voor het grootste deel zelf. Geen enkel figuur in mijn leven heeft bijvoorbeeld ooit tegen me gezegd dat ‘niets goed genoeg was’. Ikzelf zei het echter ongeveer driehonderd keer per dag. Zodoende verwarren de valkuilen me behoorlijk. Heb ik gewoon nog heel erg de behoefte om mezelf van alles de schuld te geven en andere mensen een hand boven hun hoofd te houden? Moet ik boos worden op mijn leraren? Op mijn vrienden? Of mijn ouders? Of zijn mijn problemen echt op een andere manier ontstaan? Ik ben geen expert en heb ook geen idee of de antwoorden op deze vragen echt belangrijk zijn. Het allerbelangrijkste is, meen ik, vooral dat ik deze zes valkuilen herken en dat dat pijn doet. Het is akelig om te lezen over mensen die geen idee hebben wat liefde is en afkeuring verwachten, om je dan ineens te realiseren dat het allemaal over jezelf gaat. Daar moet ik nog wel even aan wennen, geloof ik.

Neemt niet weg dat die herkenning ook fijn is. Het geeft ineens betekenis aan de gevechten die ik al zo lang aan het voeren ben. Wist ik veel dat ik niet de enige was die last had van dergelijke valkuilen. Bovendien helpt het me te doen geloven dat het patronen zijn, in plaats van gedachtes en gevoelens die voor altijd onlosmakelijk zijn verbonden met mijn persoonlijkheid. Patronen kunnen veranderd worden. Dat gebeurt niet van de ene op de andere dag, daar ben ik me heus van bewust. Dat hoeft ook niet. Ik ben al blij zat te mogen en kunnen ervaren waar mijn pijnpunten zitten. Het beestje een naam kunnen geven (al geloof ik dat dit boek wat dat betreft al weer redelijk achterhaald is. Gelukkig doet dat voor mij niks af aan de herkennings-factor ervan.) Proberen te ontdekken wanneer en waarom ik tegenwoordig nog terugval in patronen die vroeger misschien nodig waren, maar nu al lang niet meer. Mijn vastgeroeste patronen proberen uit te dagen, aan te pakken. Dat klinkt inderdaad bijna als huiswerk. En huiswerk is mijn vriend.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s