En dan zijn er ineens drie maanden voorbij gevlogen. DRIE! Ik sta er zelf ook van te kijken. Maar het deert me niet, ik ben niet teleurgesteld in mezelf. Ik ben vooral ontzettend blij dat ik weer in de bibliotheek zit, alleen met mijn muziek en mijn laptop. Wat een heerlijk gevoel: vandaag mag ik schrijven!
Dit wordt geen stuk over hoe het leven en de drukte me inhaalden en me er, tegen mijn zin in, van weerhielden mijn blog bij te houden. Het leven en de drukte haalden me wel in, maar ik vond het fantastisch. De zomer en ik hebben een ongezonde en nare verstandhouding. Mijn drie depressies begonnen allemaal omstreeks een zomervakantie en ik heb er altijd moeite mee gehad om me in de warmste maanden van het jaar niet te laten verslinden door de zwaarte en de willekeurigheid van het menselijk bestaan. Ditmaal was alles anders. Mijn leven stroomde en kolkte en ik slaagde er zowaar in ervan te genieten. Geen babysteps meer, het was een revolutie.
-Een eerste kantelpunt was de start van mijn deeltijdtherapie. Dat de wachttijd zo moordend is geweest, was ik aan het einde van de tweede dag al helemaal vergeten. Ik kan verder niet al te veel vertellen over mijn avonturen aan de Tarweweg. Eerst vond ik dat lastig, vervelend zelfs, maar nu begrijp ik het. De behoefte om erover te schrijven wordt iedere week wat kleiner. De dinsdag en de donderdag zijn voor mij en mijn groep. De verhalen die we met elkaar delen, horen thuis in ons ‘lokaal’, en nergens anders. De Tarweweg is onze safe space en ik wil er alles aan doen om dat zo te houden. Geborgenheid en veiligheid voor alles.
Dat neemt niet weg dat de therapie wat met me doet en daar wil ik wel iets over kwijt. Het vergt een vorm van zelfreflectie en eerlijkheid die ik ergens anders nog nooit ben tegengekomen. Ik ben constant bezig met vragen als ‘hoe voel ik me nu?’, ‘wat doet deze vraag/opmerking met me?’, ‘waarom reageer ik zo?’ , ‘wat hou ik achter?’ en ‘durf ik dit op dit moment over mezelf te zeggen?’. Dit is zwaar, soms welhaast onmogelijk, maar oh zo kostbaar. Nooit geweten dat ik de kracht had om in een groep vol ‘vreemden’ aan te geven dat ik me naakt en kwetsbaar voel, dat ik ergens moeite mee heb, dat ik niet durf te huilen (maar het zo graag wil), dat ik zo streng ben voor mezelf, dat zelfhaat m’n tweede natuur is, dat suïcidale gedachtes me zo bekend zijn. Het gevoel weg te willen kruipen en dan nergens naar toe te kunnen: het lijkt wreed, maar het is alles wat ik nu nodig heb. Angst is echt een slechte raadgever, ik vertik het om er nog langer naar te luisteren.
-Naast het naar binnen kijken, bleek ook het naar buiten kijken een cruciaal kantelpunt. Ik ben eraan gewend geraakt dat ik het leven in mijn eentje op moet lossen. Alles is een strijd en vechten doe ik alleen. Dit is een uit angst geboren gewoonte, geen weldoordachte strategie. Integendeel: mijn diepste wens is me verbonden te voelen met mensen, naakt te zijn met mijn kleren aan. Maar ik ben (was) bang. Voor afwijzing, voor verlating, voor pijn, voor verdriet. Angst is niet mijn vriend, het moest maar eens afgelopen zijn.
Dit was niet één moment, één beslissing. Het is een proces waar ik, met steeds meer plezier, al jaren middenin zit. Ik deel meer en meer met mijn familie, met mijn vrienden, met mijn hulpverleners en, sinds dit jaar, met de lezers van mijn blog. Helaas liet ik daarmee precies het gebied liggen waarin ik mijn kwetsbaarheid het meest wil verstoppen: de romantiek. Sinds ik me bewust werd van mijn homoseksualiteit heb ik er actief werk van gemaakt om mezelf de liefde zo hard mogelijk te ontzeggen. Ik overtuigde mezelf ervan dat ik gebroken was, ziek zelfs, dat het te veel gedoe was om met mij samen te zijn en dat geen enkele man ooit van me zou kunnen houden. Geloof me, als je zoiets maar vaak genoeg hoort, wordt het vanzelf ‘waar’. Al mijn ‘relaties’ mislukten, ik durfden me aan niemand te binden. Al die tijd wist ik dat ik het mezelf aandeed, maar ik wist niet hoe ermee te stoppen.
En toen was toch ineens de maat vol. Ik haalde zo weinig voldoening uit mijn contact met andere mannen, begon steeds beter te voelen dat ik meer wilde dan dat. Meer verdiende dan dat. Maar het was aan mijzelf. Niemand anders kon de stap zetten die gezet moest worden. Dus daar ging ik. Ik probeerde op dates eerlijker te zijn over wie ik was en woorden te geven aan de gevechten in mijn hoofd. Hoewel ik flink wat moest roken om deze eerste ‘nieuwe’ dates draaglijk te maken, was ik iedere keer weer trots op mezelf. Mannen renden niet weg van mijn openheid. Integendeel, zelfs. Ze beloonden me vaak door zichzelf ook naar mij open te stellen. Rauwheid is soms zo ontzettend zacht.
Langzaam begon ik ergens diep van binnen te geloven dat ik misschien toch wel de moeite waard was. Eerst een klein beetje. Toen een beetje meer. En toen nog een beetje meer. Totdat ik mezelf uiteindelijk in staat achtte te gaan voor wat ik echt wilde: een relatie. Ik had mezelf al vroeg in mijn leven wijs gemaakt dat ik altijd degene zou zijn die ‘veroverd’ werd, maar ik was het wachten zat. Wie iets wil, moet ervoor gaan. Dus dat deed ik. En dat lukte. En dat was fijn, mooi, verwarrend, moeilijk en bijzonder. Dat ik intussen weer alleen ben, is daarbij van ondergeschikt belang. Wat ik eruit heb gehaald is voor altijd. Ik ben bij mijn eigen behoeftes gebleven, ik ben de uitdaging aangegaan, ik heb mijn angsten onder ogen gezien. Ik heb gezien dat het loont, zelfs de pijn die erop volgde. Ik wil me niet meer verstoppen. Ik ben mooi, ik ben lelijk en ik ben alles er tussenin. Hou ervan of niet, dat is niet aan mij om te beslissen. Het is wel aan mij om te beslissen dat ik me nooit meer ga verontschuldigen voor wie of wat ik wil en voor wie of wat ik ben. Take it or leave it.
-Het laatste, en misschien wel belangrijkste, kantelpunt is mijn verkenning van het huwelijk tussen binnen en buiten, de alverslindende drang om dingen te maken die uiting geven aan mijn belevingswereld. Ik kan zonder schroom zeggen dat ik op dat vlak de afgelopen maanden geen enkele mogelijkheid onbenut heb gelaten. Zo won ik een drag show in Nijmegen. Saillant detail: dit was direct de eerste keer dat ik in drag naar buiten ging. De Gelderlander schreef er een prachtig artikel over. Verder mocht ik mijn moeder als vormgever ondersteunen bij het ontwerpen van haar proefschrift. We zijn het er samen heel erg over eens: het resultaat is beeldschoon.
Qua ontplooiing van mijn artistieke kant ben ik echter vooral Das Mag zeer dankbaar. In augustus trok ik, samen met 18 andere jonge schrijvers, naar een boerderij in Friesland, waar we tien dagen lang onderwezen werden in het schrijversvak. Workshops, schrijven, redactie-gesprekken, schrijven, koken, schrijven, bier drinken, schrijven, hardlopen en nog meer schrijven. In zeer korte tijd heb ik meer geleerd over mijn kunnen dan in de vele jaren ervoor. Ergens vreesde ik dat ik mijn schrijf-plafond al lang had bereikt, maar er is nog zo veel te doen, zo veel te ontdekken, zo veel te verbeteren. En zin dat ik daar in heb, het is ongekend. Ik voel me sinds die week sterker en meer geïnspireerd dan ooit. Vooral voel ik me eindelijk ècht een schrijver. Ik kan dit, ik wil dit, ik doe dit. Geen excuses meer.
Neemt overigens niet weg dat ik het schrijfkamp loeizwaar vond. Ik functioneer moeilijk in groepen en had het aan de lopende band moeilijk (met mezelf). Bij jezelf en je eigen behoeftes blijven is zo makkelijk nog niet als je constant omringd wordt door tientallen mensen, die ook nog eens allemaal hetzelfde willen als jij: gepubliceerd worden. Komt nog eens bij dat ik vaak lang nodig heb om los te laten, me veilig te voelen, het achterste van mijn tong te laten zien. Met sommige vrienden heb ik daar jaren voor nodig gehad; dan is een week echt heel kort. Het moge daarom geen wonder heten dat ik de eerste paar dagen alleen maar in een donker hoekje wilde gaan zitten om te huilen en mezelf te verachten. Ik liep constant op mijn tandvlees. Gelukkig heb ik me over dat gevoel heen gezet. Ik was daar met een doel. Ik zag mijn schrijven met de minuut vooruit gaan en ik wist dat dit nu eenmaal is wat groepsprocessen met me doen. Doorbijten en doorademen. Met succes. Ik vond een plek in de groep, ik schreef een verhaal waar ik trots op ben en ik kijk alsnog met veel warmte terug op die tien dagen. Dank Mag.
Nauwelijks bekomen van mijn groeiende schrijf-aspiraties begon ik al aan mijn volgende avontuur: de kunstacademie. Hoewel het buiten kijf staat dat ik de vooropleiding heb onderschat (wat een werk!), loont het aan de lopende band. Net als bij mijn schrijven, begin ik er iedere dag meer op te vertrouwen dat ik iets te zeggen heb, dat mijn werk een bepaalde urgentie heeft. Ik hoef me niet langer meer te schamen voor de dingen die ik wil vertellen over seks, gender en mentale stoornissen. Ofschoon ik nog oneinding veel te leren heb, mogen ze de wereld in. Moeten ze de wereld in. Met ieder werk dat ik maak, kom ik een stapje dichter bij mezelf en dat wat ik met de rest van mijn leven wil: strijden voor meer geduld, meer begrip en meer compassie. Niet voor mezelf, maar voor iedereen. Mijn angst is mijn kracht.
De dag trekt aan me voorbij. Ik zit nog steeds te genieten achter mijn laptop. Een paar maanden geleden had ik het walgelijk gevonden om deze tekst te schrijven. Zo veel clichés, zo veel pathos. Vandaag kan dat me echter onwijs hard aan m’n reet roesten. Ik ben niet eens bang dat ik me in de toekomst ook weer slecht kan gaan voelen. Dat is dan maar zo. De mildheid die ik nu naar mezelf voel is oprecht en dat is nu het enige wat telt. Ik heb de helft van mijn leven al verspild aan zuur genuil en onnodige excuses, ik heb daar geen zin meer in. Me zeker voelen over mijn onzekerheden is ook een vorm van zelfvertrouwen.
Het woord is nu aan mij.