4. Sociale vaardigheden

elysium

‘Hoi’, zegt ze. ‘Hoe gaat het met je?’ ‘Wel goed hoor,’ zeg ik, waarna ik de vraag direct terugkaats. Het gesprek kan en mag niet over mij gaan, want vertellen hoe het daadwerkelijk met me gaat lijkt welhaast onmogelijk. Ik lieg niet, als ik zeg dat het wel goed met me gaat. Het gaat echter ook helemaal niet goed met me. Terwijl jij je verhaal doet, ben ik namelijk ook bang dat ik doodga. Er zit een gek plekje op mijn ooglid en ik weet bijna zeker dat het een ongeneeslijke vorm van kanker is. Ik ben bovendien bang dat ik zo dadelijk van dit balkon af ga springen, enkel en alleen omdat we er op dit moment opstaan en de mogelijkheid door mijn hoofd schoot. Oh, en ik heb vannacht trouwens gedroomd dat ik wakker werd in een droom die ik in mijn droom aan het dromen was. Ik geloof dat dit het onomstotelijke bewijs is dat deze wereld niet bestaat en ik de hele boel bij elkaar aan het dromen ben. Want, zeg nou zelf, wie kan mij de garantie geven dat ik op dit moment nìet aan het dromen ben? Ik weet daarom vandaag nog zekerder dan gisteren dat ik gek aan het worden ben. Onderwijl blijf ik knikken en de goede vervolgvragen stellen. Ik ben door de jaren heen een ster in multitasking geworden.

Heel even verlies ik mezelf in het gesprek, maar slechts voor een paar seconden. Een koude klap in mijn maag als ik me plotseling bedenk dat ik even was vergeten dat ik waarschijnlijk kanker heb, zo dadelijk misschien wel van dit balkon af ga springen en overduidelijk gek aan het worden ben. Zodra dit besef in mijn hoofd opdoemt, klamp ik me nog heviger vast aan mijn gedachtes en verfoei ik mezelf om mijn grove laksheid. Zolang ik in mijn hoofd op zoek blijf naar mogelijke oplossingen, die mijn obsessieve gedachtes kunnen weerleggen, is er hoop. Dit plekje kan net zo goed een vetbultje zijn, toch? En ik wil helemaal niet dood, waarom zou ik in hemelsnaam van het balkon afspringen? En als ik echt gek zou zijn, zou mijn psychiater dat intussen toch wel geconstateerd hebben? Ja. Nee. Ik weet het niet. Het klinkt allemaal heel waarschijnlijk, maar ik geloof dat er alsnog een kans bestaat dat ik kanker heb. En gek ben ik sowieso. En als ik nu niet naar binnen ga, lig ik straks in bloederige brokken op straat.

Het gesprek met mijn vriendin duurt intussen krap aan één minuut. Zou ze het aan me zien, dat ik zojuist gek ben geworden? Misschien moet ik wat harder lachen. Meer vragen stellen, geen ruimte voor mezelf laten. Zou ze willen dat ik naar haar werk vraag? Of juist niet? Ik weet dat ze haar werk niet altijd even leuk vindt, ik wil haar niet onnodig vervelende dingen op laten rakelen. Overigens, ze ziet er goed uit vandaag. Is dat wellicht het benoemen waard? Maar wat als ze mij dan ook een compliment geeft? Moet ik haar dan bedanken, of het compliment juist wegwuiven? Dadelijk denkt ze nog dat ik arrogant ben. Of naar een compliment zat te vissen. Nee, het is waarschijnlijk slimmer om er niets over te zeggen. Maar dat shirt is echt leuk. Waar zou ze het gekocht hebben? Ik zal er nooit achter komen, want ik denk echt dat het verstandiger is om niets over haar kleren te zeggen. Oh, ik moet trouwens niet vergeten dat ik kanker heb. Waarom denk ik aan kanker en een t-shirt tegelijkertijd? Is dat gek? Ben ik nu nog gekker dan twintig seconden geleden?

Ze beëindigt haar zin. Mijn hoofd is een draaikolk. Mijn tand doet pijn als ik aan mijn sigaret zuig. Dit betekent hoogstwaarschijnlijk dat hij los zit en over een tijdje al mijn tanden beginnen uit te vallen. Of dat ik ze er obsessief met mijn tong uit ga duwen. Daar droom ik wel eens over, dus de mogelijkheid dat ik het ga doen bestaat. Niet dat ik het wìl doen, maar toch. Mijn moeder mist ook een paar tanden. Mijn moeder wordt trouwens bijna zestig, wat betekent dat ze misschien nog maar twintig jaar te leven. Mijn hemel, mijn moeder gaat bijna dood. Wat moet ik zonder mijn moeder? Wat moet ik in HEMELSNAAM zonder mijn moeder? Het wordt nog een paar graden kouder in mijn maag, maar ik trek een vlak gezicht, een strakke mond. Ik overweeg in een flits om alles wat er in me omgaat uit te spreken. Dat doe ik niet. Ik zuig nog wat aan m’n sigaret. ‘Wat zullen we zo eens gaan eten’, is alles wat ik zeg.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s