6. Op de fiets (deel 1)

elysium

Ik was dinsdag bij mijn psychiater. Herstel: mijn nieuwe psychiater. Aangezien ik over afzienbare tijd met mijn hele psychische hebben en houden naar de GGZ verhuis, heb ik mijn oude niet langer meer nodig. Geen probleem hoor, ik had toch niet zoveel met de beste man. Hij gaf me pillen, dat was het wel zo’n beetje. En af en toe grapten we wat over de voordelen die het met zich meebrengt om als neuroot door het leven te gaan. Lachen.

Ik zit dus tegenover mijn nieuwe psychiater, met frisse tegenzin en goede moed. Ik twijfel al een tijdje over de werkzaamheid van de pillen die ik slik en ik wil hier pas weg als de vrouw tegenover mij daar iets zinnigs over heeft gezegd. Tot mijn lichte verbazing blijk ik daarvoor aan het goede adres te zijn. Ik leg haar uit dat ik er zo van baal dat ik mijn gevoelens ben verloren, en dat de wereld om me heen soms zo ver weg lijkt en zo onecht aandoet. Kan ik niet beter stoppen met mijn medicatie? Ik vrees dat ze me nog verder afstompen, terwijl ik daar juist vanaf wil. Afgestomptheid staat voor mij gelijk aan eenzaamheid. Ik wil voelen: verdriet, pijn, boosheid, regen, liefde, geluk, nog meer verdriet, blijdschap, zon, het is mij om het even. Als ik me maar weer levend voel. Ze begrijpt mijn frustraties, stelt dat de wezenloosheid der dingen die ik ervaar vaak voorkomt bij obsessieve en angstige figuren. Alsof we ongewild maar continu een beschermende muur van gedachtes en angsten tussen onszelf en de wereld opwerpen. Zo bijzonder ben ik dus niet.

Haar oplossing verrast me: méér pillen, zegt u? Ik slik en laat de woorden, waarvan ik vurig hoopte ze nooit meer te (hoeven) horen, paniekerig tot me doordringen. Betekent dit dat ik nog zieker ben dan ik al dacht? Dat men me niet vertrouwt zonder pillen? Is de volgende stap eenzame opsluiting, zoals in de films? Nee, niet zo overdrijven klootzak. Rustig blijven. Adem in, adem uit. Zo gaat ‘ie goed, zo gaat ‘ie beter. Ze wil je helemaal niet drogeren. Integendeel zelfs, ze heeft juist het beste met je voor. Niet zo schrikken. Je bent er nog, hier en nu. Er zit een aardige mevrouw tegenover je, ze probeert je te helpen, accepteer de handreiking. Ik slik opnieuw en besluit nu eens niet te blijven hangen bij die ene opmerking-die-bevestigt-dat-ik-kapot-ben en te luisteren naar wat mevrouw me vertelt.

En dat is helemaal zo verkeerd nog niet. In veel gevallen betekent meer pil inderdaad meer distantie. In het geval van angst en OCS wil het echter ook nog wel eens zo zijn dat meer pil gelijk staat aan minder stress en dwangmatig piekeren, met als gevolg minder distantie. Die beschermende muur van gedachtes en angsten met ondersteuning van medicatie wat verdunnen, al is het maar een millimeter. Aan de andere kant van die muur ligt de wereld, en alle gevoelens die het met zich meebrengt om onderdeel uit te maken van die wereld. Ik geloof tot in mijn tenen dat ik daar heen moet om te genezen. Als mevrouw meent dat ik daar kan komen met een pilletje extra, wie ben ik dan op die mogelijkheid niet te onderzoeken? Als het niet werkt, bouw ik gewoon weer af. Na wat geklets heen en weer besluit ik daarom in te stemmen met haar voorstel. Vijf milligram meer, daar is nog nooit iemand van doodgegaan. Toch?

Buiten. De zon schijnt. Op de fiets naar de diëtiste (ik plan afspraken graag dicht op elkaar, daar word ik rustig van) begin ik te zingen. Scream my name, van Tove Lo. Niet per se een opbeurend nummer (volgens velen vast ook geen goed nummer, dat zal me aan m’n reet roesten), maar hij komt binnen. Zomaar, ineens. “When I’m dead and gone, will they sing about me? Dead and gone, will they scream my name?” De hoop om beroemd te worden heb ik al enige tijd laten varen. Enerzijds omdat ik bij god niet weet waarmee ik beroemd zou kunnen worden, anderzijds omdat ik er vanuit ga dat ik binnen een maand door zou draaien. En toch trilt de tekst na in mijn lijf. Niet omdat ik me bedacht heb en ineens toch een ster wil worden, wees maar niet bang. Het is omdat ik me in een helder moment realiseer dat ik nog heel veel te zeggen en te doen en te voelen heb. Ik moet en wil door, koste wat kost.

Dat doe ik wel vaker, me met een schok realiseren dat ik zoveel zin heb in wat ik en de wereld elkaar nog te bieden hebben. Ik word er iedere keer weer warm en bibberig van. Zo ook op de fiets, luisterend naar m’n eigen krijsende keelklanken. Ik glimlach mezelf uit/toe. De wetenschap dat er iets achter mijn muur ligt, doet me goed. Als een pil meer me kan ondersteunen bij het doorbreken van dat (bij vlagen) deprimerende gevaarte, weiger ik uit angst ‘nee’ te zeggen. Vandaag hoor ik Natasja Froger in mijn oor fluisteren: “ik zeg, DOEN!”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s