Op voetbal (3)

diarium van een dorpshomo

Aangezien ik vroeger veel met barbies speelde klinkt het misschien ongeloofwaardig, maar back in the days was ik best een stoer jongetje. In mijn straat was ik kampioen belletje lellen en ook op de tennisbaan stond ik mijn mannetje. Het beste, en in retrospectief meest verwarrende, komt echter nog: ik was dè topscorer van mijn voetbalteam. Goed, ik was misschien wat ouder dan de rest (ik zat in de E-groep omdat ik veel te slecht was voor het D-team), maar dan nog! Ik rende iedereen er gemakkelijk uit en mijn schoten vonden altijd het net. Bovendien maakte ik eindelijk vrienden met de ‘stoere’ jongens, op het veld en daarbuiten. Het feit dat ik op dat moment 10 was en zij 9 was daarom volkomen irrelevant. Ik hoorde erbij. Eindelijk.

Samen met mijn nieuwe vriendjes veroverde ik de straten. We gooiden modder tegen de ramen, we krijtten vieze kreten op de stoep en, bovenal, lieten we scheten. Heel veel scheten. De jongetjes maakten een gevoel in me los dat ik niet direct thuis kon brengen. In eerste instantie wilde ik ze vooral knuffelen, omdat ze me in hun groep toelieten. Ik merkte echter al snel dat er meer achter zat: ik wilde voor ze zorgen. Ik probeerde er niet te veel achter te zoeken, maar helaas begon de wroeging niet veel later. De emoties die mijn voetbalgabbers losmaakten, kwamen niet overeen met de jongensvriendschappen waar ik vroeger over las. Er was iets mis.

Vanaf dat moment ging het bergafwaarts. Ik begon steeds slechter te voetballen en ik kwam steeds verdrietiger thuis van trainingen. Hoewel ook mijn ouders er weinig van begrepen, besloten we gedrieën dat ik na het voetballen voortaan niet meer mee zou douchen. Op één of andere manier wakkerde dat namelijk een gevoel van onrust in me op. Niet omdat ik geilde op al die blote piemeltjes. Helemaal niet. Het was voor mij gewoonweg ongemakkelijk, eng zelfs, om op die manier samen te zijn met andere jongens.

Reeds 2 weken later werd ik uit de basis gehaald. En nog een week later waren ook de scheetwedstrijden verleden tijd. Mijn teamgenoten vonden het raar dat ik niet mee wilde douchen en ik kreeg steeds meer scheve blikken toegeworpen. Zelfs de leiding vond het onacceptabel dat ik niet mee douchte: niet douchen=niet voetballen. Dientengevolge verliet ik nog diezelfde maand het team. Terwijl ik op dat moment nog niet eens begreep dat ik simpelweg bang was om verliefd te worden. Sindsdien heb ik nooit meer gevoetbald. Sterker nog, sindsdien heb ik me nooit meer echt thuis gevoeld in mannelijke vriendengroepen. Afwijzingen zijn zeg maar echt niet mijn ding.

Op dansles (2)

diarium van een dorpshomo

Omringd door vijftien blonde, mentaal uitgedaagde boerendochters, bevond ik me in een stinkend sporthok voor een vieze, confronterende spiegel. De pasjes waren verdeeld, de muziek zwol aan en gespannen wachtte ik op het moment dat ik de vloer aan kon vegen met al die excuus-danseressen. Plots hoorde ik gesmiespel en gegrinnik achter me. Ik werd rood en liet mijn schouders beschaamd zakken. Want ik wist, nee VOELDE, waarom ze lachten: de oppertrut, Melissa, zat vast weer vuile roddels te verspreiden over mijn wel erg opvallende gelijkenissen met Geer. Want ja, die homo die nergens de kracht nie meer voorheeft, was ook op de Brabantse mestbelt ‘gewoon’ beroemd.

Het gepest van Melissa, en iedereen die zich haar ‘vriendin’ noemde, begon direct op het moment dat ik de dansschool voor het eerst betrad. Ik kende de meeste meiden slechts vaag en enkel van gezicht, aangezien hun roots in een naburig gat lagen. Dat leek hen echter geenszins te deren; ik maakte vanaf seconde één geen schijn van kans. Blijkbaar hadden ze ergens geleerd dat het pesten van dansende jongens volstrekt normaal was. Dit was op mijn eigen, dorpse school eveneens het geval, maar daar was het getreiter, gelukkig, wat onschuldiger.  

De blonde danseresjes bevestigden verdrongen angsten die ik al tijden met me meedroeg. Angsten die me er jarenlang van hadden weerhouden om ongegeneerd en vol overgave uit te komen voor mijn grote liefde: dansen. Want die passie zat er duidelijk al vroeg in. Reeds op mijn 7e stond ik uren voor de spiegel om choreografieën op hits van Britney en The A *Teens in te studeren. Als een ware popster daalde ik vervolgens in een flitsend tenue (incluis blonde pruik) te trap af, om mijn ouders en overige aanwezigen te verpletteren met mijn danstalent en vliegende zweetdruppels.

‘Professionele’ danslessen konden dientengevolge niet uitblijven. Tegen die tijd had mijn kinderlijke onschuld echter al flink wat deuken opgelopen door de onophoudelijke, achterlijke reacties op mijn ‘vrouwelijke’ interesses. Ik was daarom nauwelijks verbaasd toen het blonde offensief me meteen vol overgave uitkotste. Aangezien ik, uiteraard, verreweg de beste danser was, probeerde ik de hatelijke uitspraken van Melissa en cohorten in eerste instantie gewoon af te doen als jaloezie. Helaas had dat een averechts effect: plots was ik een arrogant mietje. Totaal verbouwereerd besloot ik daarom dat het niet langer meer zo kon, ik had er de kracht niet meer voor. Ik stopte resoluut met dansen, deponeerde mijn pruik in de Maas en trok een baggy broek aan. Niemand mocht ooit nog zien dat Melissa stiekem gelijk had. Niemand mocht ooit nog vermoeden dat ik was als Geer…   

De musical (1)

diarium van een dorpshomo

Daar stond ik. Een klein jongetje in een kakkineus beige kostuum, de haren strak naar achteren. Ik grijnsde zo breed dat mijn onderkaak kraakte en stralend overzag ik de grote, volle zaal. Ik had mijn droom verwezenlijkt: met een glansrijke pestkop-vertolking de eindmusical van groep 8 tot een succesvol einde brengen. Al zingend, al plagend, al schreeuwend was ik, in mijn eigen kleine fantasiewereld, uitgegroeid tot de onbetwiste ster van de show. Ik wierp een vluchtige blik over mijn linkerschouder en zag de andere kinderen bezweet en vermoeid vanachter de coulissen tevoorschijn komen. Alhoewel ik een van de kleinere leerlingen was, leek de rest plots ontzettend nietig. Ìk had de hoofdrol, ìk had de grootste dromen en mooiste toekomstbeelden, en, ik was verreweg de slimste. Bovendien zat enkel mijn haar altijd goed.

Langzaamaan vormde ons klasje een lange, slungelige lijn en op mijn teken bogen we allemaal diep voor ons overweldigde publiek. Simpele gezichten in de duisternis, oorverdovend applaus. Ik waande me intens veilig tussen mijn jarenlange gelegenheidsvrienden. Van Marloes, het arrogante meisje dat iedere dag naar urine stonk, tot Bulstronk, het stevige meisje dat op haar 2e al lesbisch was. Ik glunderde. Niet alleen omdat ik had gevlamd, maar voornamelijk omdat dit het einde was. Ik kon eindelijk dat k*tdorp en al haar achterlijke inwoners achter me laten. Want ook ìk had ondertussen door dat ik niet deugde, dat dit gat te klein was voor mijn persoonlijke problemen. Dansende jongens die met barbies spelen horen niet thuis tussen kakkende koeien en kakelende kippen. Ik zou liegen als ik zeg dat ik dit toen al begreep, maar het onbestemde ‘ik ben anders gevoel’ zat er al flink in geramd. Dorpelingen die me voor meisje uitmaakten, het toen nog betekenisloze woord ‘homo’, mijn onhandige omgang met jongens… Het waren zaken die ik niet zag en niet begreep, maar des te beter voelde. Ik waande me een buitenaards wezen, een stiekeme genie die door niemand op waarde werd geschat. En dat vrat aan me, zonder dat ik daar erg in had. Dus juichte en schreeuwde ik. Daar, op dat podium, tussen die simpele boerenkinkels.

En toch had ik nergens anders kind willen zijn. Het platteland heeft me gevormd tot de instabiele, melancholieke en alcoholverslaafde jongeman die ik nu ben. Echt, daarvoor niets dan lof. De Brabantse jungle viel me misschien zwaar, het heeft me wel doordrenkt met een gezonde overdosis aan eerlijkheid, authenticiteit en mededogen. Daarom wil ik alle inwoners van MK ha(r)telijk bedanken. Ze waren dom, hard en onwetend, maar ze gaven me uiteindelijk wèl iets om op neer te kijken.